
Naïm Asbaâ is docent, studieadviseur en, vooruit, een beetje idealist. Voor HvanA schrijft hij om de week een column over de hogeschool die hem dromen én nachtmerries bezorgt. Vandaag gaat het over de samenwerking van de HvA met Defensie. ‘Stap voor stap schuift het militaire denken ons onderwijs in.’
Een paar weken geleden liep ik over de businesscampus van de Hogeschool van Amsterdam. Waar normaal posters hangen over stages en duurzaamheid, zag ik nu iets anders: Defensie.
De hogeschool biedt straks drie militaire minoren aan, ontwikkeld in samenwerking met het ministerie. Studenten volgen lessen, werken aan een project en krijgen militaire training op de kazerne in Amsterdam, onderdeel van de Initiële Militaire Opleiding. Na afloop kunnen ze reservist worden.
In het artikel op HvanA over de minoren zegt Henk Geveke, lid van het College van Bestuur, dat hogescholen ‘hun steentje moeten bijdragen aan de veiligheid van Nederland.’ De samenwerking met Defensie wordt daarin gepresenteerd als wederkerig en waardevol: Defensie krijgt frisse inzichten, studenten praktijkervaring. Maar achter die positieve toon schuilt iets anders: geen gewone kennisuitwisseling, maar een expliciete stap om het onderwijs in te schakelen bij nationale veiligheidsdoelen.
Wat nu nog drie minoren zijn, markeert een grotere stap waarbij het hbo wordt ingezet voor Defensie
Voor mij klinkt dat eerder als een alarmsignaal. Hoe wederkerig is een samenwerking tussen een hogeschool die moet bezuinigen en een ministerie dat miljarden extra krijgt? Defensie is tenslotte een organisatie die werkt met bevelstructuren en ketens van verantwoordelijkheid. Onderwijs is juist gebouwd op ruimte voor twijfel, verbeelding en tegenspraak. Die twee logica’s laten zich moeilijk combineren.
De HvA staat hierin niet alleen. Ook andere hogescholen werken aan militaire minoren. Wat lijkt op een Amsterdamse onderwijsinnovatie, past in een veel grotere ontwikkeling. In de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025–2029 staat dat Defensie ‘de kennisbasis versterkt door nauwere samenwerking met universiteiten, hogescholen en mbo’s’. Kennis, technologie en opleiding worden structureel ingezet om militaire capaciteit te vergroten. De samenwerking met het onderwijs is dus geen toevallig experiment, maar onderdeel van beleid.
Defensie heeft het over kennisveiligheid en weerbaarheid, maar feitelijk betekent het dat onderwijsinstellingen onderdeel worden van het defensie-ecosysteem. Wat nu nog drie minoren zijn, markeert een ontwikkeling waarin de hogeschool zich langzaam beweegt van beroepsopleider met een publieke opdracht naar producent van militair bruikbare kennis en menskracht.
Voor hogescholen komt deze verleiding op een gevoelig moment. Bezuinigingen en oplopende werkdruk maken het hoger onderwijs kwetsbaar. Defensie daarentegen groeit. Volgens de Defensiebegroting 2025 stijgt het budget naar 26,8 miljard euro, een verhoging van 3,4 miljard. Tegen die achtergrond klinkt wederkerigheid vooral als eufemisme. Defensie brengt middelen, status en politieke invloed mee. Hogescholen brengen studenten, menskracht en legitimiteit. In de praktijk lijkt het onderwijs zo eerder voor het karretje van Defensie te worden gespannen dan dat het daar zelf veel invloed of academische winst uit haalt.
Deze minoren vormen studenten tot reservisten, niet tot denkers die Defensie kunnen bevragen
Dat perspectief wordt versterkt door Gevekes eigen achtergrond. Hij werkte jarenlang bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, was directeur bij TNO Defensie en Veiligheid en lid van de korpsleiding van de politie. Het is begrijpelijk dat iemand met zo’n loopbaan de waarde van Defensie ziet, maar het maakt waakzaamheid des te belangrijker. Wanneer bestuurders met een veiligheidsachtergrond onderwijsinstellingen aansturen, verschuift de blik waarmee we naar kennis, verantwoordelijkheid en maatschappelijke rol kijken.
Er is niets mis met aandacht voor veiligheid of leiderschap. Onderwijs moet studenten voorbereiden op een complexe wereld. Maar het verschil tussen samenwerken met Defensie of onderdeel worden van Defensie is wezenlijk. De militaire minoren leiden studenten niet tot kritisch inzicht, maar tot inzetbaarheid binnen de krijgsmacht. Ze vormen studenten tot reservisten, niet tot denkers die Defensie kunnen bevragen. Blijft de academische vrijheid dan wel behouden? De HvA benadrukt van wel. Maar vrijheid is niet wat je uitspreekt, het is wat je bewaakt. Zolang onduidelijk blijft welke afspraken er precies zijn gemaakt, wie de voorwaarden bepaalt en wat het onderwijs hier zelf aan overhoudt, blijft die vrijheid kwetsbaar. Transparantie over financiering, leerdoelen en zeggenschap is onmisbaar.
De militaire minoren symboliseren een bredere verschuiving in ons land. Terwijl Defensie miljarden ontvangt en het onderwijs moet bezuinigen, volgen studenten tijdens hun opleiding een militaire training in uniform. Het is een bescheiden begin, maar vooral de symboliek is groot: stap voor stap schuift het militaire denken het onderwijs in. Niet de studenten leren hier gehoorzamen, maar de hogeschool zelf. In plaats van zelfstandig na te denken over wat zij belangrijk vindt voor de samenleving, volgt ze nu wat Defensie belangrijk vindt voor haar.
Geplaatst door Naïm Asbaâ op 15 oktober 2025 – HvanA.nl